Ons orgel doet het weer
Ons orgel doet het weer
De restauratie van ons kerkorgel is voorspoediger en sneller verlopen dan we hadden durven dromen. Zouden we onze handen al dicht geknepen hebben wanneer we dat zo tegen de Kerst zouden kunnen doen, in feite bleek het op donderdag 11 oktober al mogelijk om het instrument weer in gebruik te nemen. Dat is gebeurd in een officiële en wat feestelijk aangeklede bijeenkomst die bijgewoond werd door naar schatting zo'n 200 tot 225 mensen. Met de uitvoering van een vijftal werkjes – en bij twee daarvan begeleid door de hoboïst Brand Bronsema – heeft de beroepsmusicus Henk Noordman uit Heerde ons een toch wel indrukwekkend bewijs geleverd van de grote winst die er geboekt is.
Alle registers, van hoog tot laag, zijn nu weer bruikbaar en de rijkdom aan klank die daarmee verkregen is, die hebben we ook kunnen ervaren toen mevrouw Zwikker, onze eigen vaste organiste, op de orgelbank plaatsnam. Zij bracht een instrumentale solo te gehore en begeleidde ons verder nog bij het zingen van een aantal kerkliederen. En om het beeld dat deze avond te zien heeft gegeven dan compleet te maken: een stijlvol gekleed kerkkoor verleende vocale medewerking. We zijn er oprecht verheugd over dat we nu weer de beschikking hebben over een volwaardig kerkorgel.
En achteraf, als je terugdenkt aan de erbarmelijke staat waarin het de laatste jaren was komen te verkeren, dan vraag je je verwonderd af waar onze organiste in die tijd de moed vandaan gehaald heeft om zondag aan zondag maar weer achter een instrument te gaan zitten waarmee zo weinig eer viel in te leggen. Ook en vooral voor haar moet het een vreugdevolle gedachte zijn dat zij nu op zondagmorgen weer via de torentrap op weg gaat naar een klavier dat naar haar vingers luisteren wil.
Onze ouderling, de heer J. Kraal, heeft wat meer aan de weet proberen te komen over de bouwer van ons orgel en wat hij op deze speurtocht tegen gekomen is, dat vertelt hij ons in onderstaand verhaal.
Petrus van Oeckelen, de bouwer van het orgel
Petrus van Oeckelen werd geboren in Breda in 1792 in een Rooms-Katholiek gezin. Zijn vader, Cornelis van Oeckelen (1762-1837), was aanvankelijk horlogemaker van beroep maar begon in 1805 een orgelmakerij in zijn woonplaats. Petrus en zijn broer Corn. Jacobus waren al op jonge leeftijd bezig met het ontwerpen van mechanische muziekinstrumenten en deden op dat gebied ook een aantal uitvindingen. In 1809 wordt Petrus stadsbeiaardier van Breda, maar het jaar daarop al verhuist hij naar Groningen om daar klokkenist te worden van de Martinitoren, een betrekking die hij vervuld heeft tot 1877 en dan is hij dus al 85 jaar oud.
In 1814 komen we Petrus tegen als commandant van de kanonneerboot “Groningen” tijdens de gevechten rond de vesting Delfzijl. In zijn jonge jaren houdt Petrus zich bezig met actieve muziekbeoefening. Hij moet wel een muzikaal talent hebben gehad, want naast zijn beiaardierschap bespeelde hij ook nog instrumenten als orgel, cello, contrabas en piano. Bovendien trad hij als dirigent op – hij leidde een aantal “maandagconcerten” en was hij organist van de Doopsgezinde Kerk in Groningen.
In 1819 bouwde hij zijn eerste orgel voor de Hervormde Kerk in Assen. In 1897 verhuisde dit orgel naar de dorpskerk van Havelte. En dat hij op dit terrein dan ook al gauw enige faam geniet, dat mag afgelezen worden uit het feit dat hij in de jaren 1829/31 samen met zijn vriend jhr. mr. S. W. Trip als adviseur optreedt bij de bouw van een hoofdwerk-bovenwerk-rugwerk orgel met vrij pedaal in de Nieuwe of Noorderkerk in Groningen, een werk dat uitgevoerd wordt door de orgelbouwer J.W. Timpe. Als in 1837 zijn vader en de orgelmaker Timpe overlijden, dan neemt hij hun orgelmakerijen grotendeels over. Hij vestigt zijn werkplaats in Glimmen (Harenermolen) en noemt zich dan orgel- en piano-forte-maker.
Hij was zeer productief, gezien de plaatsen waar hij orgels installeerde of reparaties verrichtte. Zelfs in Amsterdam treffen we nog een van-Oeckelen-orgel aan, in de thans gesloten Oosterkerk. Dit orgel verkeert in zeer verwaarloosde toestand en hoewel het ook wel groter zal zijn geweest dan het onze, vertoont het inwendige toch grote overeenkomst met het instrument dat bij ons in de kerk staat. Het is dan ook maar een jaar ouder dan ons orgel.
Liep de kwaliteit van het werk dat hij afleverde in zijn laatste jaren wat terug, het orgel in de kerk alhier is een degelijk stuk vakwerk. Ook het speelmechaniek is van een solide constructie. Dat was tijdens de restauratie heel duidelijk te zien.
Ik heb de indruk dat, nu de werkzaamheden voltooid zijn, de Ruinerwoldse gemeente weer de beschikking heeft over een zeer deugdelijk instrument.
Tot besluit schrijf ik een gedicht over dat betrekking heeft op het koororgel in de Hervormde kerk van Hattem. Dit orgel is heel oud, het stamt in eerste aanleg uit de 16e eeuw. Het verkeerde in 1677 in zeer slechte staat – “hees en de keel schier stom” (windloos) en nadat het gerestaureerd was door Jan Slegel III, schijnbaar met zeer goed resultaat, werd een zekere heer B. Bornman daardoor geïnspireerd tot het volgende gedicht:
"Door Gods loff uit te meten – was ick soo heesch gekreten – dat mijne keel schier stom – in hoogen ouderdom – nauw'lijks geluid kon geven – totdat het jaar van seven – en seventigh die quaal – genas en suivre taal – die 'k nu na maat en regel – door d'orgel – komst van Slegel – hier spreke, weder schonk – Gemeent' nu ben ick jonck – Psalmzingt met mij den Heer – en geeft oock roem aan hem – die mijn oudt lichaam weer – inblies zoo'n nieuwe stem.”
Zie ook hier.
|