"De kerk op Blijdenstein, deel van Ruinerwold, is zeer oud.
"De kerk op Blijdenstein, deel van Ruinerwold, is zeer oud.
"De kerk op Blijdenstein, deel van Ruinerwold, is zeer oud.
Eerbiedwaardig zelfs door haren ouderdom! In 1150 ongeveer werd de eerste steen gelegd. Van de oorspronkelijke kerk, toegewijd aan de heilige Maria Magdalena, is geen steen meer te vinden. Herhaaldelijk werd de kerk veranderd en door brand gedeeltelijk in den asch gelegd, maar toch zijn zeer oude gedeelten duidelijk aan te wijzen en uit het feit, dat in de Sacristie zich een kop bevindt waarvan de neus deerlijk gehavend is, mag worden afgeleid, dat de beeldenstormers tot in onze kerk zijn doorgedrongen en hun vernielend werk hebben verricht.
Oorspronkelijk, zegt de schrijver Magnin (Jean Samuel Magnin, 1796-1888), behoorde de kerk van Blijdenstein tot een klooster van monniken de Benedictijner orde, ondergeschikt aan het Klooster te Ruinen, dat reeds in 1036 moet hebben bestaan. In 1325 werd dit naar Dikninge overgebracht, omdat het te Ruinen te druk werd en vermoedelijk zullen toen ook wel de kloosterlingen van Ruinerwold naar Dikninge vertrokken zijn, want steeds is de kerk van Blijdenstein afhankelijk geweest van het klooster te Dikninge: was er een pastoor noodig dan werd daarvoor steeds aangewezen een Dikninger monnik. In 1331 is van de parochie (kerkelijke gemeente) van Ruinerwold een deel afgegaan.
In dat jaar heeft de gemeente van Koekange zich van deze gemeente afgescheiden. Ingezetenen van het veen Coekange zijn verschenen voor den pastoor van Vollenhove, om, in tegenwoordigheid van den Bisschop van Utrecht, vergunning te vragen voor het stichten van een nieuwe kerk omdat zij, des winters, wegens overlast van water en wegens andere ongemakken en gevaren, ook tot het houden van begrafenissen, de moederkerk te Blidenstede niet konden naderen.
De vergunning werd verleend en, op bepaalde voorwaarden, mocht Coekange, zijn eigen kerk bouwen en zijn eigen pastoor hebben.
In 1419 is het Kerspil Ruinerwold, dat als ieder kerspil, onder zíjne bewoners niet meer dan drie Joden mocht hebben: één slager, één koopman en één vilder, welke laatste om begrijpelijke redenen aan het eínde van het dorp moest wonen, met onderscheidene landerijen en korenpachten begiftigd door den bekenden priester Johan Hyddyng, die aan Ruinerwold schenkt twee opgaande erven (wellicht het land gelegen aan weerszijden van de Boersteeg en nog als Pastoralia bekend) mitsgaders eeniqe pachten ten bedrage van 7¾ mud rogge en ¾ mud gerst of haver 's jaars.
Zoo kon de gemeente Ruinerwold zich aI vroeg in een zekeren bloei verheugen, maar weldra treft haar een groote ramp, want in het laatst van 1400 wordt de kerk totaal door brand vernield en ontvangt, als ze weer is opgebouwd, een anderen naam.
Zij wordt gewijd aan den Heiligen Bartholomeus en sindsdien wordt van de kerk van Ruinerwold niet anders gesproken dan van de Sint Barteld's Kerk.
Dan komt de tijd der Hervorming.
Den 10 Mei 1598 gelastte Willem Lodewijk van Nassau bij bevelschrift de invoering der hervorming in Drenthe. De kerk van Ruinerwold werd aan den Katholieken eeredienst onttrokken. Zonder strijd is dat niet gegaan! Waarom zouden anders 60 tot 80 soldaten in de kerk gelegerd zijn geweest? Netjes hebben zíj zich daar blijkbaar niet gedragen.
Nog geruime later werd geklaagd over den slechten toestand der kerk; ja zelfs over hare bouwvalligheid!
Dan komt de tijd der Hervorming.
Den 10 Mei 1598 gelastte Willem Lodewijk van Nassau bij bevelschrift de invoering der hervorming in Drenthe
De kerk van Ruinerwold werd aan den Katholieken eeredienst onttrokken.
Als de Kerk in handen der Prostestanten overgaat is hier priester een zekere Johannes Christioni. Omdat hij Roomsch priester is, kan hij hier natuurlijk niet blijven. Hij vertrekt spoedig, maar komt spoedig terug. Hij zegt, dat hij niet meer pastoor is, maar predikant is geworden. Hij heeft examen afgelegd en toont een bewijs daarvan en tevens het bewijs, dat hij in 't huwelijk is getreden.
Maar met het bewijs van het examen is het niet in orde. Het was niet onderteekend door een kerkelijk persoon. Het wordt dus niet geaccepteerd.
Men vraagt hem of hij alsnog het bewijs wil leveren, maar het schijnt met zijn examen toch niet in den haak geweest te zijn, want dezen voormaligen priester der R.K-Kerk wordt, "vanwegen Sinen gespareden warheit" de dienst verboden.
Nogmaals komt hij terug!
Hij neemt aan "een preek te doen", maar die preek valt zóó slecht uit, dat men hem niet als predikant kan gebruiken en als hij zích na die mededeeling zeer onordentelijk gedraagt, zegt men hem, dat hij niet meer tot eenig examen zal worden toegelaten. Hij moet zich van den dienst in deze cIassis onthouden, maar op zijn erbarmelijk gesmeek
wordt die uitspraak veranderd: hij mag blijven, maar moet naar een ander plaats omzien.
Ziedaar de geschiedenis van Ruinerwold's eersten predikant, die hier gestaan heeft van 1600-1602.
Daarna zijn te Ruinerwold geweest:
Melchior Arnhem, 1602-1603.
Bartholdus Pauli, 1607-1648.
Johannes Bartholdi à Blijdenstein, 1650-1652.
Everhardus Deutgenis, 1653-1693.
Voordat hij predikant werd, was hem opgedragen, teneinde zich te oefenen, om de 2 á 3 weken te prediken, in tegenwoordigheid van de predikanten te Meppel. Hij heeft daar “traag" aan voldaan! ! Deze pastor loci was niet alleen predikant, maar ook voorlezer en tevens............voorzanger!
Van 1694-1706 stond hier Ds. Johannes Steenbergen*.
Van 1709-1725 Rutger AdoIf Benthum.
Van 1727-1775 Hermannus Gomarus*, afstammeling van den bekenden Hoogleeraar.
Van 1775-1809 Jacobus Aegidius Gallé*.
Van 18I0-18l8 Winandus Isaäk van Loenen*.
van 1819-1821 Hoseas Gerhardus Meiling Amshoff.
van 1821-1859 Cornelis Alberti, die zijn afscheidspreek hield op den oudejaarsavond van 1858.
Daarna waren hier nog predikant: Ds.de Groot, Ds Maagh Meyer, Ds.Brink, Vader en Zoon.
(De met een kruisje gemerkte namen hielden de doop en trouwregisters bij)
Zíj allen hebben gepreekt in de oude kerk, die door onkundige handen in den loop der tijden werd vernield, maar thans als een Phoenix uit haar asch is herrezen, als een sieraad van ons dorp, waarop wij trotsch kunnen wezen!
Een woord van lof aan hen, die, toen het dak van het oude kerkgebouw dreigde in te storten,tot algeheele restauratie besloten, al mocht dat dan ook vele duizenden kosten.
De geschiedenis vermeldt, dat niet ín iedere gemeente zoo radicaal wordt gehandeld. Immers in 1621 verbrandde gedeeltelijk de kerk van Vledder, zoodat de predikant L.Egberts klaagt, dat er geen plaats meer was om den dienst te verrichten, dan met gevaar van zijn leven en blootgesteld aan aIle weer.
Naar de rechtmatige klacht van den predikant om daarin verbetering te brengen werd niet geluisterd.
Een jaar later worden Kerkvoogden aangeschreven, door Drost en Gedeputeerden, dadelijk order te stellen, dat de kerk tenminste zóóver geholpen werd, dat de predikant buiten levensgevaar was en voor regen en sneeuw en hagel beveiligd!
En die aanschrijving moest nóg eens worden herhaald eer tot herstel werd overgegaan.
Dan leefden wij in den jare 1921 onder gelukkiger omstandigheden, toen twee jaren lang aan de kerk moest worden gewerkt om haar op hare fundamenten te plaatsen, van een nieuw dak te voorzien, het akelige kolenhok te herscheppen in een aardige kerkeraadskamer (met photo's van oude en nieuwe kerk en van predikanten, die in haar dienst hebben gedaan) om het orgel te verplaatsen van de oostzijde naar de westzijde, om haar, van binnen zoowel als van buiten, een nieuw aanzien te geven, alles tot bewondering van velen!"
|