De Bartholomeüskerk en haar omgeving
De Bartholomeüskerk en haar omgeving
In het begin van de 12e eeuw organiseert heer Otto van Ruinen als locator in opdracht van de bisschop van Utrecht de ontginning van het moerasgebied van Zuidwest Drenthe. een zandopduiking bij de Wold Aa dient als aanlegplaats. De plek wordt Bly Sté ( = goede plek) genoemd. Al in 1152 krijgt de kerk, die op Bly Sté is gebouwd, bezittingen (hoeven en land). En als er aan het eind van de 12e eeuw voldoende veen is omgezet in vruchtbare landbouw grond en er in de omgeving meer boerderijen en nederzettinkjes zijn ontstaan, wordt er op de verhoging langs de rivier een bakstenen kerkje gebouwd: Romaans, van grote gele kloostermoppen. De kerk wordt gewijd aan Maria Magdalena.
De zuidmuur van de huidige kerk bevat nog diverse elementen van de romaanse kerk. Zoals:
- het muurwerk, bestaande uit de grote gele "kloostermoppen"
- één dunne steunbeer (hetgeen wijst op een houten zoldering)
- een dichtgemetselde rondbogig raam
- de (dichtgemetselde ) hagioscoop; het raampje waardoor mensen, die de kerk niet in mochten, toch een blik op het altaar werd gegund
- een rij kleine ronde boogjes, die de bovenrand van de muur versierden.
Als in het begin van de 15e eeuw de streek welvarend is geworden, wordt de kerk ingrijpend verbouwd.
Aan de oostkant wordt een gotisch koor gebouwd (voor het onderste deel van de muur worden de kloostermoppen gebruikt die vrijkomen bij de afbraak van de oorspronkelijke oostkant). Aan de dikke steunberen is te zien dat het koor een stenen gewelf krijgt.
Aan de binnenkant van de kerk is te zien dat er van moderne techniek gebruik wordt gemaakt: onder de hoge ramen bevinden zich spaarnissen, dat scheelt enkele scheepsladingen met stenen!
Het altaar in het nieuwe koor wordt gewijd aan de heilige Katharina.
Bly Sté staat intussen op de kaart als Blijdenstein.
Ook het schip wordt aangepakt: de muren worden hoger, er komen hoge gotische ramen, er wordt een stenen gewelf over de hele kerk gebouwd en er komt een stevige toren van ± 25 meter hoog (aan de westkant). Het ligt voor de hand dat de Ruiner "architect" Johan die Werkmeister ook bij déze toren heeft geadviseerd. In 1875 wordt er een klok gekocht.
De kerk wordt gewijd aan de heilige Bartholomeus. En in het midden van de 15e eeuw staat deze Bar(t)elds-kerk er zoals hij ook nu vanaf de Wold Aa te zien is.
Al in de 16e eeuw wordt de kerk weer vergroot: er wordt een noordbeuk bijgebouwd. De bestaande noordmuur wordt vervangen door ronde pilaren (waarvoor oorspronkelijke kloostermoppen worden gebruikt) met scheibogen. Ook hier komt een stenen gewelf, maar men bouwt geen steunberen aan de buitenkant. In de 19e eeuw begint de kerk dan ook te verzakken, er dreigen stenen uit de gewelven te vallen en het gewelf wordt vervangen door een houten zoldering. In deze tijd wordt de buitenkant van de kerk bepleisterd. Dat was in de mode, maar misschien werd hiermee ook enige bouwvalligheid gecamoufleerd. In 1872 komt er een orgel in het koor en de ramen van het koor worden dichtgemetseld.
In het begin van de 20e eeuw is de kerk zo bouwvallig geworden dat er moet worden gekozen tussen nieuwbouw en een ingrijpende restauratie. Er wordt voor het laatste gekozen en tussen 1921 en 1923 wordt de kerk grondig gerenoveerd. De 19e eeuwse bepleistering wordt weer verwijderd, het orgel wordt verplaatst naar de blinde westmuur, de gotische ramen krijgen weer glas-in-lood (en het koor wordt licht!), de verzakte noordmuur wordt vernieuwd en met steunberen verstevigd, er komt een nieuwe zoldering (een houten tongewelf) en een nieuw dak. Met als resultaat een kerk zoals die er nu nog staat!
Bij de restauratie wordt ook de sacristie in ere hersteld. Het was garvenkamer geweest en kolenhok geworden, maar nadat er een ketelhuis aan de rand van de gracht is gebouwd met ondergrondse buizen naar de centrale verwarming in de kerk, werd deze ruimte opgeknapt tot consistoriekamer. In de kerk is deze kamer via het koor te bereiken.
Het is het enige deel van de kerk waar het stenen gewelf nog intact is en het heeft daardoor nog iets van de oorspronkelijke sfeer.
In de hoek is de piscini te zien, het wasbekken in de muur waardoor indertijd de pastoor Gods water (het wijwater) over de godsakker liet lopen. Er was een opening naar buiten, naar het kerkhof)
Met enige moeite zijn onderaan de ribben van het kruisgewelf nog gezichtjes te zien van "monsterkopjes".
Het interieur van de kerk
De eikenhouten preekstoel is zeshoekig en de panelen van de kuip zijn versierd met pilasters en rondbogen.
Op de hoeken van de kuiprand zitten leeuwenkopjes, het klankbord heeft een fries van bladmotieven.
Op de preekstoel staat een buiten bedrijf gestelde smeedijzeren lezenaar.
Vast aan de preekstoel is het koperen doopvont bevestigd. Een symbolisch gebaar dat het woord verbindt met de doop.
Aan elke kant van de preekstoel hangt een tegeltableau die uit een boerderij van het Haakswold komen. Op het ene tegeltableau is de geboorte van Jezus afgebeeld en op het andere de kruisiging van Jezus.
Aan de noordmuur staat een herenbank die in 1744 werd geschonken aan de in de Oosterboer wonende Graaf van Limburg Stirum. Het gebruik van de bank is later teruggegeven aan de Kerkvoogdij. De bank werd in 1923 van een nieuwe kap voorzien.
Er hangen drie elektrische koperen lichtkronen. Deze zijn in 1923 gekocht vanuit een legaat.
De omgeving
Om de kerk is een greppel. Om bij de kerk te komen moet men over een duivelsrooster. Er zijn er twee. Deze moesten voorkomen dat de duivel (met zijn bokkenpoten) op het kerkhof of in de kerk kwam. Of ze zijn er neergelegd om te voorkomen dat het vee het kerkelijk erf verlaat (of betreedt?)
Omstreek 1875 wordt er aan de overkant van de weg een begraafplaats aangelegd. Vier mensen hebben nog hun laatste rustplaats achter onze kerk. Het zijn dominee Alberti, zijn vrouw en twee van hun kinderen.
Wat is er over de kerk van Blijdenstein geschreven? Wij hebben een aantal artikelen voor u geselecteerd.
|